Lopend in des Hauts du Val de Saône verdwaal ik bijna. Het pad dat ooit bewegwijzerd was voor wandelaars, is nu alleen begaanbaar voor de houtkap. Geen bordjes voor randonnées, maar bordjes die verwijzen naar bomen die wachten op de motorzaag. Het gat dat in het bos ontstaat, zal in enkele jaren gevuld zijn met opschot.
Het bos is donker door alle bladeren die elkaar overal raken. De grond van löss is spekglad. Regelmatig kan ik niet verder. Wat een pad leek, stopt abrupt. Geen ramp want net als altijd in het leven is de terugweg altijd anders dan de heenreis. Dat heen en weer geloop is een mooie oefening in anders kijken. Hoewel, mijn aandacht is wel erg op de grond gericht. Ik besluit om stil te staan en om heen te kijken. Waar blijft mijn aandacht hangen? Welke boom roept me?
Even verderop links van me komt vanaf de diepte een dikke stam naar boven. Die wil ik wel voelen. Onmogelijk. Ik kan er niet bij. De helling is te schuin en te diep. En mijn armen zijn geen drie meter lang. Het blijft bij kijken. Zo’n dikke stam zie je niet vaak. Hoe oud zou die boom zijn? Wordt hij ook gekapt? Ik vermoed van niet. Daar komt geen mens bij.
Er is een niet te overbruggen afstand door een kloof tussen twee levende wezens. Hoewel verbonden in materie, energie en levenskracht kunnen we elkaar niet bereiken. Ik raak ontroerd, voel me niet prettig als observator.
Hoe vaak ben ik de vrouw die van een afstand de dingen beoordeel? Veel te vaak.
Dank je boom voor je wijsheid. Ik buig mijn hoofd en loop verder.
Dan zie ik rechts van me nog een boom die mij roept. Het is iets lichter hier. Mijn ogen volgen de lange rechte stam. Boven de bladeren van de buurbomen zie ik dat de stam een V- teken maakt. Twee takken die hun weg naar het licht zoeken. Waar zijn hun bladeren? Ergens boven de bladeren van de omringende bomen. Ik kan ze niet goed zien. Te hoog. Ik lach, de bladeren van deze boom vangen het meeste licht. Licht waar ik op dit moment zo’n behoefte aan heb. Onder aan de voet, vermoed je slechts het licht. Licht dat getransformeerd is in het jonge groen. Transformatie van licht levert prachtige dingen op. Dat geldt niet alleen voor jonge groene blaadjes.
In stilte vraag ik de boom toestemming om haar aan te raken. Verbazingwekkend is wat ik voel. Een schors zó broos en los. Er is verwarring en herkenning. Mijn ogen zien een boom zo kaarsrecht en zo immens hoog en mijn handen voelen broosheid en breekbaarheid.
Hoe kan dat? De boom is in het verleden gebruikt door klimop. Oude sporen van de aanhechtingen zijn overal zichtbaar met hier en daar een groen takje. Aan een kant mist een groot stuk schors. Voorzichtig leg ik mijn handen op die plek. Het voelt heel zacht. Het woord eerbied komt in me op. In de zachtheid verbergt zich een enorme kracht. Ik kijk omhoog en zie dat waar de schors nog losjes tegen de boom hangt een vogelnest zit. Wat een prachtige plek om nieuw leven te doen ontkiemen.
Verlies geeft nieuw leven.
Een levensboom die plek geeft om te groeien aan anderen, maar daar zelf kwetsuren van oploopt. Zo gaat dat ook in het leven van mensen. Wat schenk je de ander aan veiligheid en bescherming en waar laat je je gebruiken?
De toegankelijkheid van de boom is op de plek waar de oude bast ontbreekt.
Wat wil ik loslaten, zodat zachtheid en openheid zichtbaar worden?
En zit dat wat me vasthoudt, al niet lang los?
Via mijn handen mocht ik de kwetsbaarheid in kracht ervaren of is het de kracht in de kwetsbaarheid?
Erica Plomp-den Uijl, 2014